Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieën (1986-2001)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II., Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 10: Schoenmaker, zadelmaker/gareelmaker (1994)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 11: Smid. loodgieter, koperslager (1998)

Inventarisatie van de beroepsterminologie voor een aantal ambachten in de Limburgse dialecten van Nederland en Belgie.

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II.: Niet-agrarische vakterminologieën. Afl. 12, Houtzager, timmerman, meubelmaker, rad- en wagenmaker, kuiper, klompenmaker, mandenmaker (2001)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II. Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 1: Huisslachter en bakker (1986)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II., Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 2: Bierbrouwer en stroopstoker (1988)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II., Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 3: Molenaar/ [hoofdred.] A. Weijnen, J. Goossens, P. Goossens. (1991)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II., Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 4: Turfsteker en ertsontginner (1987)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 5: Mijnwerker (1989)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 6: Imker en stro- of buntgrasvlechter (1991)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieen (1993)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. II, Niet-agrarische vakterminologieen. Afl. 8: Pottenbakker, steenbakker, pannenbakker, gresbuizenindustrie (1994)

Woordenboek van de Limburgse dialecten. Niet-agrarische vakterminologien. Afl. 9: Metselaar, timmerman, dakdekker, loodgieter, stucadoor, huisschilder (1995)