Arend Pol, een boerenjongen, heeft nog een vage herinnering aan de tijd dat hij als kleine jongen in zijn dromen werd meegenomen door het elfje Winkie. Door Winkie kon hij dieren verstaan en veel leren over de levenswijze van de verschillende dieren. Als Arend (die later Polletje wordt genoemd) de kunstschilder Jonassen ontmoet, beleeft hij een heerlijke tijd, waarbij hij en Rudolf, een Haagse jongen die voor zijn gezondheid buiten is, veel nieuwe dingen leren over de natuur.
Arendje Pol, een schrandere boerenjongen, krijgt tijdens een logeerpartij, een zakje toverballen van zijn grootmoeder. Elke avond als hij een toverbal eet, heeft hij een mooie droom. Het elfje Winkie komt hem 's nachts halen en betoverd als een klein jongetje, ontmoet Arendje verschillende dieren. Omdat Winkie hem dierentaal leert, kan hij ook met de dieren spreken, zodat hij veel over hun levenswijze te weten komt. Als Arendje de laatste toverbal opgegeten heeft, nemen Winkie en de dieren tijdens een bijeenkomst afscheid van hem. Als bewijs van hun vriendschap ontvangt hij een lange veer, waarmee hij voor altijd met de dieren zal kunnen praten.