"Filmregisseur Brady Corbet heeft met het kiezen van Scott Walker als schrijver voor de muziek van zijn grootse debuutfilm The Childhood Of A Leader wel heel erg de juiste keuze gemaakt. De indrukwekkende donkere klanken van Walker sluiten naadloos aan op het macabere verhaal van de film. Wie beter om dit indrukwekkende verhaal in muziek vorm te geven dan de legendarische Scott Walker. De man die op zijn laatst verschenen albums altijd al de meest donkere klanken wist te verzamelen en deze met veel percussie en onheilspellende arrangementen tot zeer indrukwekkende composities wist om te bouwen. Luister naar donkere meesterwerken als "The Drift" (2006) en "Bish Bosch" (2012) en je begrijpt exact wat ik bedoel. De muziek die hij schreef voor The Childhood Of A Leader is wederom absoluut briljant te noemen. Hij heeft zich volledig op het heftige verhaal losgelaten en daar naadloos aansluitende onheilspellende muziek op geschreven." (Written in Music)
In 2009 werd Scott Walker voor het eerst benaderd door SUNN O))) om een bijdrage te leveren op hun album "Monoliths & Dimensions". Er was nog maar weinig zekerheid naar waar dit toe zou leiden. Maar beiden gingen de uitdaging aan. Vier laar later kwam er een nog mooier idee, een samenwerking voor een nieuw album. Soused is de titel van het grootse stuk dat Walker voor ogen stond met SUNN O))) in het achterhoofd. Zijn carrière omspant inmiddels meer dan 5 decennia, maar "Soused" is misschien wel zijn grootste uitdaging tot nu toe. Scott Walker zal blijven verrassen en zich opnieuw blijven uitvinden. Zo ook op dit Soused, waar letterlijk alle krachten worden gebundeld en er een schouwspel ontstaat dat op het eerste gehoor niet makkelijk is te doorgronden. "Soused" is eigenzinnig, groots, zwaar en soms meedogenloos, maar ook zeer rijk. Het is de opvolger van Bish Bosch (2013), dat overal erg goed werd ontvangen. Tijd voor een nieuw hoofdstuk. (bron: V2)
"Tot dan toe indrukwekkendste plaat van de zanger. Voor het eerst schreef hij alle nummers zelf; de muziek was net als op de eerdere albums orkestraal, Walker zong fraai en zijn teksten gingen diep. Maar ook al werd de plaat vlak daarna al voor eeuwig erkend als een meesterwerk, "Scott 4" flopte genadeloos. Het leek onverklaarbaar, gezien zijn grote populariteit, maar zat hem waarschijnlijk in één fataal detail. De naam Scott Walker stond - hoe ironisch, in het licht van eerdere albumtitels - nergens op de hoes. Voor het eerst gebruikte Walker zijn echte naam Engel, om te onderstrepen dat dit zijn meest persoonlijke werk tot dan toe betrof. Hij zou dat niet nog eens doen." (Gijsbert Kamer, Volkskrant)
Uitstekende verzamelaar uit 1992. Met nummers van zowel The Walker Brothers als van Scott Walker solo. Met de hits 'The Sun Ain't Gonna Shine Anymore,' 'Make It Easy On Yourself' en 'Joanna'.
Twee albums, op één CD die Walker maakte in de tijd dat hij nauwelijks zeggenschap had over wat hij voor zijn platenmaatschappij mocht opnemen. Het zijn middle-of-the-road-albums die ver af staan van de avantgardistische muziek die hij later ging maken. Wel interessant als inkijk in zijn carrière-ontwikkelng. "Both "Stretch" (1973) and "We Had It All" (1974) are lacking the inspiration of his first albums, the adventure of his latter-day records or the technical mastery of his Walker Brothers recordings. Both albums are slight collections of contemporary country-pop and folk-rock covers, produced in an anemic, bloodless fashion where the strings don't soar, they limp. Walker sounds fine, yet he's singing without much passion or flair. Occasionally, such as "That's How I Got to Memphis," he connects with the song and the results are somewhat engaging, but they don't make this well-produced two-fer worthwhile to anyone outside of hardcore Walker fanatics." (Stephen Thomas Erlewine, Allmusic)
Behoort tot de vreemdste, meest beklemmende en fascinerende platen die er gemaakt worden. Als een kruising tussen Foetus en Andrew Lloyd Webber. Maakte dat jaar diepe indruk op 's Neerlands critici. Alleen Mark Hollis dreef in z'n carriere evenver van de popmuziek af als dit voormalige tieneridool, om volstrekt oorspronkelijke, zeer persoonlijke kunstmuziek te gaan maken.
Perfecte verzamelaar die z'n eerste vier briljante soloplaten 'Scott 1 t/m 4' en het toch duidelijk wat mindere 'Til The Band Comes In' beslaat. Zijn bijzondere composities vallen buiten elke categorie en laten invloeden van Weill en Brel horen. Van Brel heeft hij behoorlijk wat songs gecoverd, maar deze verzamelaar focust juist op eigen werk. Velen, waaronder duidelijk bijv. Nick Cave, David Bowie, Bryan Ferry en Marc Almond, zijn door hem geinspireerd.
Niet lang voordat op 4AD een nieuw album ("Drift") verschijnt, 11 jaar na "Tilt", is er eindelijk een CD-release van het album daarvoor, dat óók weer 11 jaar eerder verscheen. Minder vervreemdend en weird dan "Tilt", maar zeker een bijzondere luisterervaring. Muzikaal enigszins vergelijkbaar met werk van David Sylvian, al is de zang onvergelijkbaar. Er wordt exquise gemusiceerd door o.a. Mo Foster (fretloze bas) en Ray Russell (veelzijdig gitarist die zowel a la Fripp of Torn als a la Gilmour kan klinken).
Documentaire over de enigmatische zanger/componist , die is gemaakt ten tijde van het verschijnen van "The Drift" (2006). De volkomen idiosyncratische muziek op dat album is de ultieme uitontwikkeling van Walkers artistieke expressie, die sinds "Scott 4" (1969) per plaat persoonlijker en a-commerciëler werd. Hij had inmiddels een reputatie 'moeilijk' en 'onbenaderbaar' te zijn. Deze documentaire biedt echter een verhelderende kijk in de studio tijdens de "The Drift"-sessies. Ja, hij heeft meestal een honkbalpet op, zó diep over z'n ogen getrokken dat z'n gezicht haast niet te zien is. Toch blijkt hij behoorlijk spraakzaam (ook over zijn vroege Walker Brothers-jaren), 'easy-going' en zelfs humoristisch. Dat verwacht je niet als je hermetische (maar wel eindeloos fascinerende) albums als "Tilt" en "The Drift" hoort. Overigens belicht de documentaire 's mans gehele carrière vanaf eind jaren '50 (hij was een kindsterretje). Daarnaast komen vele beroemde fans aan het woord, zoals David Bowie en Radiohead-leden.
Derde solo-album van Scott Engel, die voor het duo The Walker Brothers die andere achternaam had aangenomen. Hij zingt hier nog met de vrij lage, sonore stem die we kennen van georkestreerde sixtiesgalm-hits als "The Sun Ain't Gonna Shine Anymore". Anderzijds is op dit eerste album met hoofdzakelijk eigen composities al de kiem hoorbaar van de latere avantgardist van albums als "Tilt". Dat geldt eigenlijk vooral voor de opener "It's Raining Today", met een schril dissonant strijkersarrangement dat zo op voornoemde plaat had gepast. Maar voor de rest is dit in de eerste plaats een warm-welluidend orkestraal gearrangeerd Engelstalig chanson-album, met ook in zijn eigen werk een duidelijke tekstuele en muzikale invloed van Jacques Brel. De twee niet-Engel-composities zijn dan ook van de grote Belgische chansonnier. Evenals Brel neemt Engel geen blad voor de mond en de scrabreuze expliciete tekst van bijv. "Big Louise" zal in die tijd (1969) wat wenkbrauwen hebben doen fronsen.
In 1958, Toen de 16-jarige Scott nog gewoon Engel vanachter heette, nam hij deze songs op. Hij klinkt als een soort mannelijke variant op Helen Shapiro in een mengsel van toenmalige amusementspop en meer rock 'n' roll-getinte nummers. Curieus.