Hendrik de Cock, dominee in Ulrum rond 1830, bekent zich, gesteund door zijn kerkgemeente, tot het orthodox-calvinisme en zet daarmee een beweging in gang die leidt tot de afscheiding van de Gereformeerde Kerk.
Als zijn vader een hersenbloeding krijgt en in coma raakt ziet een man zijn wereld instorten, maar tegelijkertijd de band met zijn vader sterker worden.
Een docent op een ROC, net gehuisvest in een gloednieuw gebouw, dreigt door schaalvergroting en bureaucratisering verzuurd te raken.
Over het vaak volstrekt onbegrijpelijke jargon dat op Nederlandse kantoren wordt gebruikt.