Een opgroeiende tiener beschrijft het fundamentalistische milieu van zijn jeugd in Friesland, waar zijn vader de leider is van een christelijke gemeenschap en een fanatieke discipel van Bonifatius, de heilige die de Friezen wilde bekeren en in 754 in Dokkum werd vermoord.
Een jongeman groeit op in een patriottische familie. Als volwassene ontwikkelt hij een kritische houding ten opzichte van de patriotten en keert hij zich tegen de Franse overheersing, met vergaande gevolgen.