Het weesmeisje Judy (18) schrijft aan het begin van de 20e eeuw brieven over haar vier jaar op een meisjescollege aan een anonieme regent van het weeshuis, die haar universitaire studie betaalt. Vanaf ca. 13 jaar.
Brieven van de directrice van een weeshuis in het begin van deze eeuw, waarin zij verslag doet van haar geslaagde pogingen om sfeer en gezelligheid te scheppen, en van de schermutselingen met haar dierbare vijand, de dokter.