'Van de drie 'serenades' van deze cd is die van Mozart uiteraard echt afkomstig uit de achttiende eeuw. De omringende werken van Grieg en Tsjaikovski ademen de geest van de achttiende eeuw, alsof de romantische nostalgie de klassieke deugden van Bach en Mozart weer wakker wil kussen. En in onze tijd moet er wel iemand als Yuri Bashmet aan te pas komen om deze plat gespeelde pastiches weer tot leven te wekken. Soms balanceert hij op de grens van effectbejag, zoals in de openingsfrase van Eine kleine Nachtmusik, maar Bashmet verliest niet zo gauw zijn evenwicht. De daaropvolgende Serenade van Tsjaikovski krijgt zelfs een opvallend doorleefde uitvoering, de lichtvoetigheid van dit Mozartiaanse eerbetoon ten spijt. Alsof het in deze muziek toch eerder om de ziel van moedertje Rusland dan om de geest van Mozart gaat'. (HJ, Muziekweb).
Het is zo'n 70 jaar na dato nauwelijks meer voor te stellen, maar toen altviolist Lionel Terris in 1929 het mooie "Concert voor altviool" van William Walton onder ogen kreeg, was hij zo geschokt door het kennelijk voor die tijd zeer moderne karakter van het werk, dat hij de partituur per kerende post terug stuurde. Terris' plaats werd tijdens de première dan ook ingenomen door Paul Hindemith, die middels zijn eigen "Kammermusik no.5" wel het een en ander gewend was. Waltons "Concert voor altviool" is op cd verschenen in combinatie met een aantal werken van Max Bruch: het "Concert voor viool & altviool met orkest op.88", de "Romance op.85" en "Kol nidrei op.47". De werken worden uitgevoerd door altviolist Yuri Bashmet en het London Symphony Orchestra onder leiding van André Previn (Walton) en Neeme Järvi (Bruch). In het dubbelconcert van Bruch wordt Yuri Bashmet bijgestaan door violist Victor Tretiakov. (H.J.)|
"Het 15-jarig jubileum van de Moscow Soloists werd luister bijgezet met dit album op het nieuwe Engelse label Onyx. Niet zonder succes. De CD werd genomineerd voor een Grammy. Het opvallendste onderdeel vormen Prokofjevs Visions fugitives, een reeks met twintig pianostukken, die Rudolf Barshai en Roman Balashov bewerkten voor strijkorkest. Prokofjev schreef de bundel rond 1915 met de poëzie van die tijd in zijn achterhoofd: aforistische gedichten die van de hak op de tak springen. Prokofjev componeerde als pendant uiterst korte pianostukken waarin de stemming snel omslaat. Ze vragen om een omschakelingsvermogen die naar het schizofrene neigt. Voor één pianist is dat al een behoorlijke uitdaging, laat staan voor achttien strijkers. De Moscow Soloists slagen glansrijk. Zij fraseren en ademen als één man en zoeken ook eensgezind de waanzin op. Al even overtuigend klinkt Stravinskys ballet Apollon musagète in de versie voor strijkers uit 1947." (Dimitri van der Werf, Klassieke Zaken)